Slaapwandelen
M’n zusje was een jaar of zes toen er midden in de nacht plotseling een schim op haar bed ging zitten. Na een zwaai met haar rechterbeen die doel trof in de zij van de schim, stond ik op en liep de kamer weer uit. Op vakanties wilde ik altijd bovenin een stapelbed slapen, bij nader inzien is die plek voor slaapwandelen niet heel tactisch gebleken. Ik slaapwandelde niet vaak, maar als ik het deed was het ook goed raak. Van m’n zusje een bijna hartaanval bezorgen tot mezelf van anderhalve meter hoog uit een stapelbed laten vallen, gezeik was er de volgende ochtend altijd. Na eind juni met vrienden op Ameland te zijn geweest, werd ik weer op het slaapwandelen gewezen, ditmaal alleen niet bij mezelf.
Net zoals bij de wagenziekte vroeg ik me af hoe dit fenomeen tot stand komt. Om te beginnen iets meer over slaapwandelen. Slaapwandelen wordt ook wel ‘somnambulisme’ genoemd. Somnambulisme is een parasomnie, een aandoening waarbij er ongewenst gedrag plaatsvindt tijdens het slapen. Het ‘wandelen’ gebeurt meestal in het begin van de nacht; tijdens de derde en vierde fase van je slaap, in de eerste of tweede slaapcyclus.
Slaapfases
Aangezien ik nu klink als een overenthousiaste biologieleraar even iets meer uitleg over de slaapfases; in de eerste fase is er sprake van een zeer lichte slaap, waaruit je gemakkelijk wakker te maken bent. Meestal duurt deze fase ongeveer vijf minuten, de ogen zijn gesloten en de hersengolven langzaam en gelijkmatig. Als je gewekt wordt uit deze slaap heb je het gevoel alleen even weggezakt te zijn. De slaapschok vindt ook plaats in de eerste fase. Dat is dat moment waarop je hersenen je vertellen dat je valt en je keihard wakker schrikt. Wanneer men niet wordt gewekt uit de eerste slaapfase, volgt hierop de fase van lichte slaap. In deze fase wordt de hartfrequentie verlaagd en koelt het lichaam af. De hersengolven blijven langzaam, maar worden soms afgewisseld met korte perioden van snelle, minder gelijke golven. Het lichaam maakt zich nu klaar voor de diepe slaap. Die volgt dan ook in de derde en vierde fase, waarbij ademhaling en hartslag nog verder vertragen. Het lichaam herstelt in deze periode en reserves worden aangevuld. Bij kinderen worden veel groeihormonen aangemaakt. Dit is onder andere ook waarom kinderen meer slaap nodig hebben, maar daarover in een volgende blog meer.
De periode waarin slaapwandelen voorkomt is dus je diepe slaapfase. Het deel van de hersenen dat het denken, geheugen en waakzaamheid regelt, valt als eerst in slaap. Het deel van de hersenen dat over fysieke activiteit gaat valt bij mensen die slaapwandelen niet direct in slaap. Hierdoor werken al je zintuigen en je motorische systeem prima, alleen besef je je niet wat er op dat moment aan de gang is. Je kunt dus opstaan, lopen, naar de wc gaan of zelfs de gehele koelkast leegplunderen zonder dat je het je de volgende ochtend kunt herinneren.
Bevorderende factoren
Slaapwandelen komt vooral voor bij kinderen tussen de vier en twaalf jaar; ongeveer vijftien procent heeft er last van. Door emotionele spanningen, oververmoeidheid en koorts kan de kans op een nachtelijke wandeling stijgen. Bij volwassenen komt het af en toe voor, en dan vooral door oververmoeidheid, stress, alcoholmisbruik of door het gebruik van bepaalde geneesmiddelen. Slaapwandelen is vaak erfelijk bepaald; als één van je ouders het heeft (gehad), heb je dubbel tot driedubbel zoveel kans om het ook te krijgen.
Oplossing
In de diepe slaap wordt iemand niet zomaar wakker, het wekken van de slaapwandelaar kan een verwarde of zelfs een agressieve reactie tot gevolg hebben. Spreek de slaapwandelaar zachtjes toe en begeleid hem rustig naar zijn of haar bed. En in de sfeer van ontkomen is beter dan genezen nog even deze tips: vermijdt stress en oververmoeidheid, drink niet te veel en ga voor een vast, ontspannend slaapritueel.